construct

US /kənˈstrʌkt/
UK /kənˈstrʌkt/
"construct" picture
1.

bouwen, construeren

build or erect (something, typically a building, road, or machine)

:
•
They plan to construct a new bridge over the river.
Ze zijn van plan een nieuwe brug over de rivier te bouwen.
•
The company was hired to construct the entire complex.
Het bedrijf werd ingehuurd om het hele complex te bouwen.
:
builderectassemblefabricatemakecreate
2.

construeren, opbouwen

form (an idea or theory) by bringing together various conceptual elements

:
•
He tried to construct a coherent argument.
Hij probeerde een coherent argument te construeren.
•
The theory was constructed from various observations.
De theorie werd geconstrueerd uit verschillende waarnemingen.
:
formulatedevisecreatedevelopframe
1.

construct, bouwsel

an idea or theory deemed to be a social construct

:
•
Gender is often viewed as a social construct.
Gender wordt vaak gezien als een sociaal construct.
•
The concept of race is a historical construct.
Het concept van ras is een historisch construct.
:
conceptideatheorymodel
:
constructionconstructiveconstruction paper