concord
US /ˈkɑːŋ.kɔːrd/
UK /ˈkɑːŋ.kɔːrd/

1.
eendracht, harmonie, overeenstemming
agreement or harmony between people or groups
:
•
The two nations achieved concord after years of conflict.
De twee naties bereikten eendracht na jaren van conflict.
•
There was a general feeling of concord among the team members.
Er was een algemeen gevoel van eendracht onder de teamleden.
2.
akkoord, verdrag
an agreement or treaty
:
•
The concord signed by the leaders brought peace to the region.
Het verdrag dat door de leiders werd ondertekend, bracht vrede in de regio.
•
A new concord was reached regarding trade policies.
Er werd een nieuw akkoord bereikt over het handelsbeleid.
1.
overeenstemmen, overeenkomen
to be in agreement or harmony
:
•
Their opinions concord on most major issues.
Hun meningen komen overeen over de meeste belangrijke kwesties.
•
The data from both studies concord perfectly.
De gegevens van beide studies komen perfect overeen.