rupture

US /ˈrʌp.tʃɚ/
UK /ˈrʌp.tʃɚ/
"rupture" picture
1.

scheur, breuk

an instance of breaking or bursting suddenly and completely

:
•
The sudden pressure caused a rupture in the pipe.
De plotselinge druk veroorzaakte een scheur in de pijp.
•
He suffered a muscle rupture during the game.
Hij liep een spierscheur op tijdens de wedstrijd.
:
breakburstfracturetearfissure
2.

breuk, scheuring

a breach or interruption of a friendly relationship or situation

:
•
The disagreement led to a complete rupture in their friendship.
Het meningsverschil leidde tot een complete breuk in hun vriendschap.
•
There was a sudden rupture in diplomatic relations.
Er was een plotselinge breuk in de diplomatieke betrekkingen.
:
breachsplitschismestrangementdisruption
1.

scheuren, breken

to break or burst suddenly and completely

:
•
The blood vessel could rupture if the pressure is too high.
Het bloedvat kan scheuren als de druk te hoog is.
•
Their relationship began to rupture after the argument.
Hun relatie begon te breken na de ruzie.
:
breakbursttearsplitfracture