manifest

US /ˈmæn.ə.fest/
UK /ˈmæn.ə.fest/
"manifest" picture
1.

manifesteren, vertonen

display or show (a quality or feeling) by one's acts or appearance; demonstrate.

:
•
She began to manifest symptoms of the disease.
Ze begon symptomen van de ziekte te vertonen.
•
His anger manifested itself in his silence.
Zijn woede manifesteerde zich in zijn stilte.
:
displayshowrevealdemonstrateexhibit
2.

bewijzen, aantonen

be evidence of; prove.

:
•
The data manifests a clear trend.
De gegevens manifesteren een duidelijke trend.
•
His actions manifested his true intentions.
Zijn acties manifesteerden zijn ware intenties.
:
proveestablishconfirmsubstantiateattest
1.

duidelijk, manifest

clear or obvious to the eye or mind.

:
•
The anger he felt was manifest in his voice.
De woede die hij voelde was duidelijk in zijn stem.
•
It was a manifest error.
Het was een duidelijke fout.
:
obviousclearapparentevidentpatent
1.

manifest, vrachtlijst

a document listing the cargo, passengers, and crew of a ship, aircraft, or other vehicle, for the use of customs and other officials.

:
•
The customs officer checked the ship's manifest.
De douanebeambte controleerde de manifest van het schip.
•
All passengers must be listed on the flight manifest.
Alle passagiers moeten op de vlucht manifest staan.
:
listinventoryrecordregisterschedule