Betekenis van het woord chance in het Nederlands

Wat betekent chance in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

chance

US /tʃæns/
UK /tʃæns/
"chance" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

kans, mogelijkheid

a possibility of something happening

Voorbeeld:
There's a good chance of rain tomorrow.
Er is een goede kans op regen morgen.
Do you think we have a chance of winning?
Denk je dat we een kans hebben om te winnen?
2.

kans, gelegenheid

a favorable opportunity

Voorbeeld:
This is your last chance to apologize.
Dit is je laatste kans om je te verontschuldigen.
He got a chance to study abroad.
Hij kreeg een kans om in het buitenland te studeren.

Werkwoord

1.

toevallig gebeuren, gebeuren bij toeval

to happen or occur by chance

Voorbeeld:
I chanced upon an old friend at the market.
Ik trof toevallig een oude vriend op de markt.
He chanced to look out the window just as the car drove by.
Hij keek toevallig uit het raam net toen de auto voorbijreed.
2.

riskeren, wagen

to take a risk

Voorbeeld:
I'm willing to chance it and invest in this new company.
Ik ben bereid het te riskeren en in dit nieuwe bedrijf te investeren.
Don't chance driving on icy roads.
Waag het niet om op ijzige wegen te rijden.
Leer dit woord op Lingoland