opening

US /ˈoʊp.nɪŋ/
UK /ˈoʊp.nɪŋ/
"opening" picture
1.

opening, inauguratie

the act of making something open or accessible

:
The opening of the new store attracted a large crowd.
De opening van de nieuwe winkel trok een grote menigte aan.
The grand opening ceremony is next month.
De grote openingsceremonie is volgende maand.
2.

opening, gat

a space or hole that allows passage or access

:
There was a small opening in the wall.
Er was een kleine opening in de muur.
The cave had a narrow opening.
De grot had een smalle opening.
3.

vacature, baan

a job vacancy

:
There's an opening for a marketing manager.
Er is een vacature voor een marketingmanager.
We have several job openings at our company.
We hebben verschillende vacatures bij ons bedrijf.
4.

begin, opening

the beginning or first part of something

:
The play had a strong opening scene.
Het toneelstuk had een sterke openingsscène.
The opening of the book was captivating.
De opening van het boek was boeiend.
1.

openings-, eerste

happening at the beginning; initial

:
The team made an impressive opening move.
Het team maakte een indrukwekkende openingszet.
He gave an opening statement before the debate.
Hij gaf een openingsverklaring voor het debat.