moment

US /ˈmoʊ.mənt/
UK /ˈmoʊ.mənt/
"moment" picture
1.

moment, ogenblik

a very brief period of time

:
I'll be with you in a moment.
Ik ben zo bij je.
Can you wait a moment?
Kun je even wachten?
2.

moment, tijdstip

a particular time or occasion

:
At that moment, the phone rang.
Op dat moment ging de telefoon.
This is a big moment for our team.
Dit is een groot moment voor ons team.
3.

belang, gewicht

importance or significance

:
The decision was of great moment.
De beslissing was van groot belang.
It's a matter of no small moment.
Het is geen kwestie van gering belang.