probability
US /ˌprɑː.bəˈbɪl.ə.t̬i/
UK /ˌprɑː.bəˈbɪl.ə.t̬i/
1.
waarschijnlijkheid, kans
the extent to which something is likely to happen or be the case
:
•
There is a high probability of rain tomorrow.
Er is een grote waarschijnlijkheid van regen morgen.
•
The probability of winning the lottery is very low.
De waarschijnlijkheid om de loterij te winnen is erg laag.
2.
waarschijnlijkheid, kansberekening
a measure of the likelihood that an event will occur; a number expressing the ratio of favorable cases to the whole number of cases possible
:
•
In mathematics, probability is often expressed as a fraction or decimal.
In de wiskunde wordt waarschijnlijkheid vaak uitgedrukt als een breuk of decimaal getal.
•
He is studying advanced probability theory.
Hij studeert geavanceerde waarschijnlijkheidstheorie.