care

US /ker/
UK /ker/
"care" picture
1.

zorg, verzorging

the provision of what is necessary for the health, welfare, maintenance, and protection of someone or something

:
•
She provides excellent care for her elderly parents.
Zij biedt uitstekende zorg voor haar bejaarde ouders.
•
The hospital offers specialized care for heart patients.
Het ziekenhuis biedt gespecialiseerde zorg voor hartpatiënten.
:
attentionconcernresponsibilitysupervisioncustody
2.

zorgvuldigheid, voorzichtigheid

serious attention or consideration applied to doing something correctly or to avoid damage or risk

:
•
Handle with care, it's fragile.
Voorzichtig behandelen, het is breekbaar.
•
He chose his words with great care.
Hij koos zijn woorden met grote zorgvuldigheid.
:
cautiondiligenceprudenceheedcircumspection
3.

zorg, bezorgdheid

a feeling of worry or anxiety

:
•
She was filled with care for her children's future.
Ze was vol zorgen over de toekomst van haar kinderen.
•
He had no cares in the world.
Hij had geen zorgen in de wereld.
:
worryanxietyconcerndistresstrouble
1.

zich bekommeren om, geven om

feel concern or interest; attach importance to something

:
•
I don't care what he thinks.
Het kan me niet schelen wat hij denkt.
•
Do you care about the environment?
Geef je om het milieu?
:
mindconcernworrybotherregard
2.

zorgen voor, verzorgen

provide for the needs of someone or something

:
•
Who will care for the children while you're away?
Wie zal voor de kinderen zorgen terwijl je weg bent?
•
She cares for her garden meticulously.
Ze verzorgt haar tuin nauwgezet.
:
look aftertendfosternurtureattend to
:
carefulcaringcare forintensive carecare homeprimary carerespite care