Engels-Nederlands Woordenboek

Betekenis van het woord branch in het Nederlands

Wat betekent branch in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

branch

US /bræntʃ/
UK /bræntʃ/
"branch" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

tak

a limb of a tree or shrub that grows out from the trunk or from a bough

Voorbeeld:
•
The bird landed on a high branch.
De vogel landde op een hoge tak.
•
We collected fallen branches for firewood.
We verzamelden gevallen takken voor brandhout.
Synoniem:
limbboughtwigshoot
2.

filiaal, vestiging

a local office or shop belonging to a large company or organization

Voorbeeld:
•
The bank has a new branch opening downtown.
De bank opent een nieuw filiaal in het centrum.
•
She works at the local branch of the library.
Ze werkt bij het lokale filiaal van de bibliotheek.
Synoniem:
officeoutletdivisionsubsidiary
3.

tak, onderdeel

a division or part of a larger system, organization, or subject

Voorbeeld:
•
Biology is a branch of science.
Biologie is een tak van wetenschap.
•
The military has several different branches.
Het leger heeft verschillende onderdelen.
Synoniem:
divisionsectiondepartmentcategoryfield

Werkwoord

1.

vertakken, splitsen

to divide into two or more subdivisions or parts

Voorbeeld:
•
The road branches off to the left.
De weg splitst zich af naar links.
•
The river branches into several smaller streams.
De rivier vertakt zich in verschillende kleinere stromen.
Synoniem:
forkdividedivergesplit
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord:
branch offbranch outbranch line