bang up

US /bæŋ ʌp/
UK /bæŋ ʌp/
"bang up" picture
1.

beschadigen, deuken

to damage something, especially a vehicle, by hitting it

:
He managed to bang up his new car on the first day.
Hij wist zijn nieuwe auto op de eerste dag al te beschadigen.
Be careful not to bang up the furniture when moving it.
Pas op dat je de meubels niet beschadigt bij het verplaatsen.
2.

opsluiten, gevangenzetten

to put someone in prison

:
The police finally managed to bang up the notorious criminal.
De politie slaagde er eindelijk in de beruchte crimineel op te sluiten.
He was banged up for five years for robbery.
Hij werd vijf jaar opgesloten voor diefstal.
1.

beschadigd, gehavend

damaged or injured

:
After the accident, his car was pretty banged up.
Na het ongeluk was zijn auto behoorlijk beschadigd.
He came home from the game all banged up, with bruises and scrapes.
Hij kwam helemaal gehavend thuis van de wedstrijd, met blauwe plekken en schaafwonden.