jail

US /dʒeɪl/
UK /dʒeɪl/
"jail" picture
1.

gevangenis, cel

a place for the confinement of people accused or convicted of a crime

:
He was sent to jail for theft.
Hij werd naar de gevangenis gestuurd wegens diefstal.
The suspect is currently being held in jail.
De verdachte wordt momenteel in de gevangenis vastgehouden.
1.

gevangenzetten, arresteren

to put (someone) in jail

:
The police decided to jail the suspect.
De politie besloot de verdachte te arresteren.
They threatened to jail him if he didn't cooperate.
Ze dreigden hem te arresteren als hij niet meewerkte.