battered
US /ˈbæt̬.ɚd/
UK /ˈbæt̬.ɚd/

1.
2.
gehavend, beschadigd
damaged by repeated blows or hard use
:
•
The old book had a battered cover.
Het oude boek had een gehavende kaft.
•
He drove a battered old truck.
Hij reed in een gehavende oude vrachtwagen.
3.
mishandeld, geslagen
(of a person) subjected to repeated physical violence
:
•
The charity provides support for battered women.
De liefdadigheidsinstelling biedt steun aan mishandelde vrouwen.
•
He was a battered child, often showing bruises.
Hij was een mishandeld kind, vaak met blauwe plekken.
1.
geslagen, getroffen
past participle of 'batter'
:
•
The strong winds had battered the old lighthouse.
De sterke wind had de oude vuurtoren getroffen.
•
He was battered by criticism after his poor performance.
Hij werd overweldigd door kritiek na zijn slechte prestatie.