appear

US /əˈpɪr/
UK /əˈpɪr/
"appear" picture
1.

verschijnen, opduiken

come into sight or view

:
A ship appeared on the horizon.
Een schip verscheen aan de horizon.
The sun appeared from behind the clouds.
De zon verscheen achter de wolken vandaan.
2.

lijken, schijnen

seem; give the impression of being

:
She appears to be happy.
Ze lijkt gelukkig te zijn.
It appears that he was right all along.
Het lijkt erop dat hij al die tijd gelijk had.
3.

verschijnen, optreden

perform or be presented publicly, especially in a play, film, or broadcast

:
She will appear in the new movie.
Ze zal verschijnen in de nieuwe film.
The band is scheduled to appear on stage at 8 PM.
De band staat gepland om om 20.00 uur op het podium te verschijnen.
4.

verschijnen, voor de rechter komen

be presented formally before a court or other authority

:
He was ordered to appear in court next month.
Hij werd bevolen om volgende maand voor de rechtbank te verschijnen.
The witness will appear before the committee tomorrow.
De getuige zal morgen voor de commissie verschijnen.