attend

US /əˈtend/
UK /əˈtend/
"attend" picture
1.

bijwonen, volgen

to be present at an event, meeting, or institution

:
She decided to attend the conference.
Ze besloot de conferentie te bijwonen.
Many students attend this university.
Veel studenten volgen deze universiteit.
2.

zorgen voor, behandelen

to deal with or take care of (someone or something)

:
The nurse will attend to your needs.
De verpleegster zal uw behoeften vervullen.
Please attend to the urgent matters first.
Gelieve eerst de dringende zaken te behandelen.
3.

aandacht besteden aan, luisteren naar

to pay attention to something

:
You should attend to what your teacher says.
Je moet aandacht besteden aan wat je leraar zegt.