look

US /lʊk/
UK /lʊk/
"look" picture
1.

kijken, zoeken

direct one's gaze toward someone or something or in a specified direction

:
She looked at him and smiled.
Ze keek naar hem en glimlachte.
Look out for cars when crossing the street.
Kijk uit voor auto's bij het oversteken van de straat.
2.

lijken, eruitzien

appear or seem to be

:
She looks tired.
Ze ziet er moe uit.
It looks like it's going to rain.
Het lijkt erop dat het gaat regenen.
1.

blik, uitstraling

an act of directing one's gaze toward someone or something

:
Have a look at this.
Neem hier eens een kijkje.
She gave him a strange look.
Ze gaf hem een vreemde blik.
2.

uitstraling, uiterlijk

the appearance of someone or something, especially as expressing a particular quality or emotion

:
He had a worried look on his face.
Hij had een bezorgde blik op zijn gezicht.
The house has a modern look.
Het huis heeft een moderne uitstraling.