ruin

US /ˈruː.ɪn/
UK /ˈruː.ɪn/
"ruin" picture
1.

ruïne, ondergang, verwoesting

the physical destruction or disintegration of something or the state of being destroyed

:
The old castle was left in ruin after the war.
Het oude kasteel lag na de oorlog in puin.
The economic crisis led to the ruin of many businesses.
De economische crisis leidde tot de ondergang van veel bedrijven.
1.

ruïneren, verwoesten, verpesten

destroy or severely damage (something)

:
The bad weather will ruin our picnic plans.
Het slechte weer zal onze picknickplannen verpesten.
His reputation was ruined by the scandal.
Zijn reputatie werd geruïneerd door het schandaal.