view
US /vjuː/
UK /vjuː/
1.
uitzicht, zicht
the ability to see something or to be seen from a particular place
:
•
The hotel room had a stunning view of the ocean.
De hotelkamer had een prachtig uitzicht op de oceaan.
•
From this point, you get a clear view of the entire city.
Vanaf dit punt heb je een duidelijk zicht op de hele stad.
2.
mening, standpunt
a particular way of considering or regarding something; an attitude or opinion
:
•
What's your view on the current political situation?
Wat is jouw mening over de huidige politieke situatie?
•
He expressed his strong views on environmental protection.
Hij uitte zijn sterke standpunten over milieubescherming.
1.
2.
beschouwen, zien als
to consider or regard something in a specified way
:
•
He views the challenge as an opportunity for growth.
Hij beschouwt de uitdaging als een kans voor groei.
•
How do you view the current economic climate?
Hoe beschouwt u het huidige economische klimaat?