barter
US /ˈbɑːr.t̬ɚ/
UK /ˈbɑːr.t̬ɚ/

1.
ruilen, barteren
exchange (goods or services) for other goods or services without using money
:
•
They used to barter furs for tools.
Ze ruilden vroeger bont voor gereedschap.
•
Farmers would often barter their produce for other necessities.
Boeren ruilden vaak hun producten voor andere benodigdheden.
1.
ruilhandel, barter
the action or system of exchanging goods or services without using money
:
•
The local economy relied on barter rather than currency.
De lokale economie vertrouwde op ruilhandel in plaats van valuta.
•
They arranged a barter for services: painting for plumbing.
Ze regelden een ruilhandel voor diensten: schilderen voor loodgieterswerk.