Betekenis van het woord date in het Nederlands
Wat betekent date in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
date
US /deɪt/
UK /deɪt/

Zelfstandig Naamwoord
1.
datum
the day of the month or year as specified by a number
Voorbeeld:
•
What's the date today?
Wat is de datum vandaag?
•
My birthday date is August 15th.
Mijn verjaardagsdatum is 15 augustus.
Synoniem:
2.
afspraakje, date
a social or romantic appointment or engagement
Voorbeeld:
•
He asked her out on a date.
Hij vroeg haar mee uit voor een afspraakje.
•
I have a date tonight.
Ik heb vanavond een afspraakje.
3.
dadel
a sweet, dark brown, oval fruit containing a single hard stone, grown on a date palm
Voorbeeld:
•
She offered me a dried date.
Ze bood me een gedroogde dadel aan.
•
Dates are a common fruit in the Middle East.
Dadels zijn een veelvoorkomende vrucht in het Midden-Oosten.
Werkwoord
1.
dateren
to ascertain the date of
Voorbeeld:
•
Can you date this old photograph?
Kun je deze oude foto dateren?
•
Experts will date the artifact.
Experts zullen het artefact dateren.
2.
daten, uitgaan met
to go on a romantic or social appointment with someone
Voorbeeld:
•
Are you still dating John?
Ben je nog steeds aan het daten met John?
•
They've been dating for six months.
Ze daten al zes maanden.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland