system
US /ˈsɪs.təm/
UK /ˈsɪs.təm/
1.
systeem, methode
a set of principles or procedures according to which something is done; an organized scheme or method
:
•
The new filing system improved efficiency.
Het nieuwe archiveringssysteem verbeterde de efficiëntie.
•
We need to establish a better communication system.
We moeten een beter communicatiesysteem opzetten.
2.
systeem, stelsel
a group of interacting or interrelated elements that form a complex whole
:
•
The human body is a complex biological system.
Het menselijk lichaam is een complex biologisch systeem.
•
The solar system consists of the sun and planets.
Het zonnestelsel bestaat uit de zon en planeten.
3.
systeem, gevestigde orde
the prevailing order of society; the establishment
:
•
He's always fighting against the system.
Hij vecht altijd tegen het systeem.
•
The criminal justice system needs reform.
Het strafrechtsysteem heeft hervorming nodig.