strait
US /streɪt/
UK /streɪt/
1.
straat, zeestraat
a narrow passage of water connecting two seas or two large areas of water
:
•
The ship sailed through the narrow strait.
Het schip voer door de smalle straat.
•
The Bering Strait connects the Arctic Ocean and the Bering Sea.
De Beringstraat verbindt de Noordelijke IJszee en de Beringzee.
2.
moeilijkheden, benarde situatie, nood
(usually plural) a situation of great difficulty or adversity
:
•
The company is in dire straits financially.
Het bedrijf bevindt zich in grote financiële moeilijkheden.
•
They helped him out of his straits.
Ze hielpen hem uit zijn benarde situatie.
1.
smal, streng, beperkt
narrow, restricted, or constricted
:
•
The old road was too strait for modern traffic.
De oude weg was te smal voor modern verkeer.
•
They lived a very strait and disciplined life.
Ze leefden een zeer streng en gedisciplineerd leven.