narrow

US /ˈner.oʊ/
UK /ˈner.oʊ/
"narrow" picture
1.

smal

of small width, especially in comparison to length

:
The road became very narrow as we approached the village.
De weg werd erg smal toen we het dorp naderden.
She wore a long, narrow dress.
Ze droeg een lange, smalle jurk.
2.

beperkt, eng

limited in extent, amount, or scope

:
He has a very narrow view of the world.
Hij heeft een zeer beperkte kijk op de wereld.
The research focused on a narrow range of topics.
Het onderzoek richtte zich op een beperkt aantal onderwerpen.
1.

versmallen, beperken

become or make narrower

:
The path began to narrow as we climbed higher.
Het pad begon te versmallen naarmate we hoger klommen.
We need to narrow down the options to make a decision.
We moeten de opties beperken om een beslissing te nemen.