severe
US /səˈvɪr/
UK /səˈvɪr/

1.
2.
streng, hard
(of a person or their manner) strict or harsh
:
•
The teacher was very severe with the misbehaving students.
De leraar was erg streng voor de zich misdragende studenten.
•
Her expression was severe, showing no hint of amusement.
Haar uitdrukking was streng, zonder een spoor van amusement.
3.
streng, sober, eenvoudig
(of a style of dress or design) plain and without decoration
:
•
She preferred a severe, minimalist style of decor.
Ze gaf de voorkeur aan een strenge, minimalistische decoratiestijl.
•
The building's architecture was severe and imposing.
De architectuur van het gebouw was streng en imposant.