disturb

US /dɪˈstɝːb/
UK /dɪˈstɝːb/
"disturb" picture
1.

storen, verstoren

to interrupt the sleep, relaxation, or privacy of (someone)

:
Please don't disturb me while I'm working.
Gelieve me niet te storen terwijl ik werk.
The loud music began to disturb the neighbors.
De luide muziek begon de buren te storen.
2.

verontrusten, storen

to cause anxiety to (someone); worry

:
The news of the accident greatly disturbed her.
Het nieuws van het ongeluk verontrustte haar enorm.
It doesn't disturb me that he has a different opinion.
Het stoort me niet dat hij een andere mening heeft.