slip

US /slɪp/
UK /slɪp/
"slip" picture
1.

uitglijden, slippen

lose one's footing and slide unintentionally for a short distance

:
Be careful not to slip on the wet floor.
Pas op dat je niet uitglijdt op de natte vloer.
He slipped on the ice and fell.
Hij gleed uit op het ijs en viel.
2.

glippen, schuiven

pass or cause to pass into or out of a place or position with a quick, easy, or stealthy movement

:
He managed to slip out of the room unnoticed.
Het lukte hem om onopgemerkt de kamer uit te glippen.
A small note slipped from the book.
Een klein briefje glipte uit het boek.
1.

fout, vergissing

a minor or careless mistake

:
He made a slip of the tongue and revealed the secret.
Hij maakte een verslip van de tong en onthulde het geheim.
One small slip could ruin the entire project.
Eén kleine fout kan het hele project ruïneren.
2.

briefje, strookje

a small piece of paper

:
Please fill out this deposit slip.
Vul alstublieft dit stortingsbewijs in.
He handed me a slip with his phone number.
Hij gaf me een briefje met zijn telefoonnummer.
3.

onderjurk, slip

a woman's loose-fitting, usually knee-length, undergarment or nightdress

:
She wore a silk slip under her dress.
Ze droeg een zijden onderjurk onder haar jurk.
The delicate lace slip was beautiful.
De delicate kanten onderjurk was prachtig.