note

US /noʊt/
UK /noʊt/
"note" picture
1.

aantekening, notitie, briefje

a brief record of facts, topics, or thoughts, written down as an aid to memory or for future reference

:
I made a note of her address.
Ik maakte een aantekening van haar adres.
Please leave a note for me on the table.
Laat alsjeblieft een briefje voor me achter op tafel.
2.

noot, toon

a single tone of definite pitch made by a musical instrument or the human voice

:
He sang the high note perfectly.
Hij zong de hoge noot perfect.
The piano played a beautiful, clear note.
De piano speelde een mooie, heldere noot.
3.

bankbiljet, biljet

a bank note

:
He paid with a twenty-dollar note.
Hij betaalde met een twintig dollar biljet.
I need to get some small notes for the vending machine.
Ik moet wat kleine biljetten krijgen voor de automaat.
1.

opmerken, noteren

to notice or pay particular attention to something

:
Please note the change in the schedule.
Gelieve de wijziging in het schema te noteren.
I noted his hesitation before he answered.
Ik merkte zijn aarzeling op voordat hij antwoordde.
2.

noteren, opschrijven

to write something down as a record or reminder

:
He noted down the instructions carefully.
Hij noteerde de instructies zorgvuldig.
She noted the key points during the meeting.
Ze noteerde de belangrijkste punten tijdens de vergadering.