voucher

US /ˈvaʊ.tʃɚ/
UK /ˈvaʊ.tʃɚ/
"voucher" picture
1.

bon, waardebon

a small printed piece of paper that entitles the holder to a discount, or that can be exchanged for goods or services

:
•
I have a discount voucher for the new restaurant.
Ik heb een kortingsbon voor het nieuwe restaurant.
•
You can redeem this voucher for a free coffee.
Je kunt deze bon inwisselen voor een gratis koffie.
:
coupontickettokenchitslip
2.

bewijs, bon

a document recording a sum of money spent or advanced

:
•
Please submit all expense vouchers by Friday.
Gelieve alle onkostenbonnen voor vrijdag in te dienen.
•
The accountant reviewed the payment vouchers.
De accountant controleerde de betalingsbewijzen.
:
receiptrecordproofdocument
1.

bevestigen, garanderen

to confirm or support something with evidence

:
•
His testimony will voucher for her innocence.
Zijn getuigenis zal haar onschuld bevestigen.
•
Can you voucher for the authenticity of this document?
Kunt u de authenticiteit van dit document bevestigen?
:
attestcertifyconfirmcorroboratesubstantiate
:
school voucher