Betekenis van het woord slide in het Nederlands

Wat betekent slide in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

slide

US /slaɪd/
UK /slaɪd/
"slide" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

glijbaan

a structure with a smooth, sloping surface for children to slide down

Voorbeeld:
The children loved playing on the slide at the park.
De kinderen speelden graag op de glijbaan in het park.
He went down the water slide with a splash.
Hij ging met een plons van de waterglijbaan af.
Synoniem:
2.

slip, glijbeweging

a movement of a person or thing smoothly over a surface while maintaining continuous contact

Voorbeeld:
The car went into a slide on the icy road.
De auto raakte in een slip op de ijzige weg.
He made a quick slide into second base.
Hij maakte een snelle slide naar het tweede honk.
Synoniem:
3.

glaasje, objectglaasje

a small piece of glass on which specimens are mounted for examination with a microscope

Voorbeeld:
The scientist prepared a blood sample on a glass slide.
De wetenschapper bereidde een bloedmonster voor op een glazen glaasje.
View the bacteria under the microscope using this slide.
Bekijk de bacteriën onder de microscoop met behulp van dit glaasje.
4.

dia

a photographic transparency mounted in a frame for projection

Voorbeeld:
The professor showed a series of historical maps as slides during his lecture.
De professor toonde een reeks historische kaarten als dia's tijdens zijn lezing.
We watched old family slides on the projector.
We bekeken oude familiedia's op de projector.

Werkwoord

1.

glijden, schuiven

move along a smooth surface while maintaining continuous contact with it

Voorbeeld:
The children loved to slide on the polished floor.
De kinderen vonden het heerlijk om over de gepolijste vloer te glijden.
He watched the ice cube slide across the table.
Hij keek hoe het ijsblokje over de tafel gleed.
2.

glijden, schuiven, sluipen

move smoothly, quietly, or imperceptibly

Voorbeeld:
The door began to slide open silently.
De deur begon geruisloos open te schuiven.
He managed to slide into the meeting unnoticed.
Het lukte hem om onopgemerkt de vergadering binnen te glippen.
3.

verslechteren, afglijden

pass gradually to a worse or lower condition

Voorbeeld:
His grades began to slide after he stopped studying.
Zijn cijfers begonnen te verslechteren nadat hij stopte met studeren.
The economy continued to slide into recession.
De economie bleef afglijden naar een recessie.
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: