Betekenis van het woord ticket in het Nederlands
Wat betekent ticket in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
ticket
US /ˈtɪk.ɪt/
UK /ˈtɪk.ɪt/

Zelfstandig Naamwoord
1.
kaartje, ticket
a piece of paper or card that gives the holder a certain right, especially to enter a place or to travel on a public transport system
Voorbeeld:
•
I bought a ticket for the concert.
Ik kocht een kaartje voor het concert.
•
Do you have your train ticket ready?
Heb je je treinkaartje klaar?
2.
boete, bon
an official notice of a traffic offense
Voorbeeld:
•
I got a parking ticket for leaving my car in a no-parking zone.
Ik kreeg een parkeerboete omdat ik mijn auto in een parkeerverbodszone had achtergelaten.
•
He tried to fight the speeding ticket in court.
Hij probeerde de snelheidsboete in de rechtbank aan te vechten.
Werkwoord
1.
bekeuren, een boete geven
to issue a ticket to (someone)
Voorbeeld:
•
The police officer had to ticket the driver for speeding.
De politieagent moest de bestuurder bekeuren voor te hard rijden.
•
They will ticket any car parked illegally.
Ze zullen elke illegaal geparkeerde auto bekeuren.
Leer dit woord op Lingoland