slam

US /slæm/
UK /slæm/
"slam" picture
1.

dichtgooien, dichtslaan

shut (a door, window, or lid) forcefully and loudly

:
•
She slammed the door shut behind her.
Ze sloeg de deur achter zich dicht.
•
He heard the car door slam.
Hij hoorde de autodeur dichtklappen.
:
bangthumpclattercrashsmash
2.

smijten, neergooien

put (something) down with great force

:
•
He slammed the book on the table.
Hij smeet het boek op tafel.
•
She slammed her fist on the desk in frustration.
Ze sloeg gefrustreerd met haar vuist op het bureau.
:
throwflinghurldashsmash
3.

afkraken, veroordelen

criticize severely

:
•
The critics slammed the new movie.
De critici kraakten de nieuwe film af.
•
The report slammed the government's handling of the crisis.
Het rapport veroordeelde de aanpak van de crisis door de regering.
:
criticizecondemndenouncelambastecensure
1.

klap, dreun

a forceful and loud closing or impact

:
•
The door closed with a slam.
De deur sloot met een klap.
•
He heard the slam of the phone as she hung up.
Hij hoorde de klap van de telefoon toen ze ophing.
:
bangthumpclattercrashsmash
2.

poëzieslam, slam

a poetry competition in which participants read their own work and are judged by members of the audience

:
•
She won the local poetry slam last night.
Ze won gisteravond de lokale poëzieslam.
•
He performed a powerful piece at the open mic slam.
Hij voerde een krachtig stuk uit op de open mic slam.
:
slam dunkgrand slam