denounce

US /dɪˈnaʊns/
UK /dɪˈnaʊns/
"denounce" picture
1.

veroordelen, aan de kaak stellen

publicly declare to be wrong or evil

:
The government was quick to denounce the terrorist attack.
De regering was er snel bij om de terroristische aanval te veroordelen.
Many people denounced his actions as unethical.
Veel mensen veroordeelden zijn acties als onethisch.
2.

aangeven, verraden

inform against someone

:
He was afraid his accomplice would denounce him to the police.
Hij was bang dat zijn handlanger hem bij de politie zou aangeven.
The spy was denounced by a former colleague.
De spion werd aangegeven door een voormalige collega.