qualify
US /ˈkwɑː.lə.faɪ/
UK /ˈkwɑː.lə.faɪ/
1.
kwalificeren, in aanmerking komen
be entitled to a particular benefit or privilege by fulfilling a necessary condition
:
•
You may qualify for a discount if you are a student.
U kunt in aanmerking komen voor korting als u student bent.
•
Does this experience qualify me for the job?
Kwalificeert deze ervaring mij voor de baan?
2.
nuanceren, beperken
make (a statement or assertion) less absolute; add reservations to
:
•
He tried to qualify his earlier statement.
Hij probeerde zijn eerdere verklaring te nuanceren.
•
I need to qualify that remark with a few conditions.
Ik moet die opmerking nuanceren met een paar voorwaarden.
3.
kwalificeren, erkend worden
(of a person) be officially recognized as a practitioner of a particular profession or activity, typically by undergoing a course of training and passing examinations
:
•
She hopes to qualify as a doctor next year.
Ze hoopt volgend jaar als arts te kwalificeren.
•
He qualified as a pilot after years of training.
Hij kwalificeerde zich als piloot na jarenlange training.