preserve
US /prɪˈzɝːv/
UK /prɪˈzɝːv/
1.
behouden, bewaren, conserveren
maintain (something) in its original or existing state
:
•
We must preserve our natural resources for future generations.
We moeten onze natuurlijke hulpbronnen behouden voor toekomstige generaties.
•
The old traditions are still being preserved in this community.
De oude tradities worden nog steeds bewaard in deze gemeenschap.
2.
conserveren, wecken, inmaken
prepare (food) for future use by an appropriate method
:
•
My grandmother used to preserve fruits by making jam.
Mijn grootmoeder conserveerde vroeger fruit door jam te maken.
•
They learned how to preserve vegetables by pickling.
Ze leerden hoe ze groenten konden conserveren door in te leggen.
1.
jam, confituur, conserven
fruit or vegetables prepared in a way that allows them to be kept for a long time
:
•
She offered me some homemade apricot preserves.
Ze bood me zelfgemaakte abrikozenjam aan.
•
The pantry was stocked with various fruit preserves.
De voorraadkast was gevuld met diverse fruitconserven.
2.
reservaat, natuurgebied
a place where game, fish, or other wildlife are protected for controlled hunting, fishing, or observation
:
•
The nature preserve is home to many rare bird species.
Het natuurreservaat is de thuisbasis van vele zeldzame vogelsoorten.
•
Hunting is strictly regulated within the wildlife preserve.
Jagen is strikt gereguleerd binnen het wildreservaat.