bottle

US /ˈbɑː.t̬əl/
UK /ˈbɑː.t̬əl/
"bottle" picture
1.

fles

a container, typically made of glass or plastic and with a narrow neck, used for holding liquids.

:
•
Please pass me the water bottle.
Geef me alsjeblieft de waterfles.
•
He opened a bottle of wine.
Hij opende een fles wijn.
:
flaskcarafedecanterjugcontainer
1.

in flessen doen, bottelen

to put (liquid) into bottles.

:
•
They will bottle the homemade jam next week.
Ze zullen de zelfgemaakte jam volgende week in flessen doen.
•
The company plans to bottle its new line of juices.
Het bedrijf is van plan zijn nieuwe lijn sappen in flessen te doen.
:
fillpackagecanjar
2.

opgeven, terugkrabbelen

to lose one's nerve or courage; to back out of something.

:
•
He was going to ask her out, but he bottled it at the last minute.
Hij zou haar uitvragen, maar hij trok zich terug op het laatste moment.
•
Don't bottle out now, we're almost there!
Geef niet op nu, we zijn er bijna!
:
chicken outback outgive upquitretreat
:
bottle openerfeeding bottlebottle upbottle outhit the bottlegreen bottle flyhot water bottle