pickle
US /ˈpɪk.əl/
UK /ˈpɪk.əl/
1.
augurk, ingelegde komkommer
a cucumber that has been preserved in vinegar or brine
:
•
I love eating a crunchy pickle with my sandwich.
Ik eet graag een knapperige augurk bij mijn broodje.
•
She made homemade pickles using her grandmother's recipe.
Ze maakte zelfgemaakte augurken volgens het recept van haar grootmoeder.
2.
penarie, moeilijkheid
a difficult or messy situation
:
•
He found himself in a real pickle after losing his wallet and phone.
Hij zat in een flinke penarie nadat hij zijn portemonnee en telefoon kwijt was geraakt.
•
The company is in a financial pickle due to poor management.
Het bedrijf zit in een financiële moeilijkheid door slecht management.
1.
inleggen, pekelen
to preserve (food) in vinegar or brine
:
•
My grandmother used to pickle all the cucumbers from her garden.
Mijn grootmoeder legde vroeger alle komkommers uit haar tuin in.
•
You can pickle various vegetables like carrots and onions.
Je kunt verschillende groenten inleggen, zoals wortels en uien.