pelt

US /pelt/
UK /pelt/
"pelt" picture
1.

gooien, bekogelen

attack (someone) by repeatedly hurling things at them

:
The children pelted each other with snowballs.
De kinderen gooiden sneeuwballen naar elkaar.
Protesters pelted the police with stones.
Demonstranten bekogelden de politie met stenen.
2.

neerplenzen, neerkomen

(of rain, hail, or snow) fall heavily

:
Rain began to pelt down.
De regen begon hevig te vallen.
Hailstones pelted against the window.
Hagelstenen sloegen tegen het raam.
1.

vacht, huid

the skin of a sheep, goat, or other animal with the wool or hair still on it

:
The hunter carefully removed the animal's pelt.
De jager verwijderde voorzichtig de vacht van het dier.
She wore a coat made from a luxurious fox pelt.
Ze droeg een jas gemaakt van een luxueuze vossenvacht.