stream

US /striːm/
UK /striːm/
"stream" picture
1.

beek, stroom

a small, narrow river

:
•
The children played by the stream.
De kinderen speelden bij de beek.
•
A clear mountain stream flowed through the valley.
Een heldere bergbeek stroomde door de vallei.
:
brookrivuletcreek
2.

stroom, vloed

a continuous flow of liquid, air, or gas

:
•
A stream of light came through the window.
Een stroom licht kwam door het raam.
•
There was a constant stream of traffic on the highway.
Er was een constante stroom verkeer op de snelweg.
:
flowcurrentrushgush
3.

stream, datastrroom

a continuous flow of data or information

:
•
We watched the live stream of the concert.
We keken naar de live stream van het concert.
•
The news stream updates every minute.
De nieuwsstroom wordt elke minuut bijgewerkt.
:
feedbroadcasttransmission
1.

stromen, vloeien

to move in a continuous flow

:
•
Tears streamed down her face.
Tranen stroomden over haar gezicht.
•
People streamed out of the stadium after the game.
Mensen stroomden het stadion uit na de wedstrijd.
:
flowpourgushrush
2.

streamen, uitzenden

to transmit or receive (data, especially video or audio material) over a computer network as a continuous flow, allowing playback to start while the rest of the data is still being received

:
•
You can stream movies directly to your TV.
Je kunt films rechtstreeks naar je tv streamen.
•
Many people prefer to stream music rather than download it.
Veel mensen geven er de voorkeur aan om muziek te streamen in plaats van te downloaden.
:
broadcasttransmitplay online
:
streaminglive streamstreaming servicestream of consciousness