number

US /ˈnʌm.bɚ/
UK /ˈnʌm.bɚ/
"number" picture
1.

getal, nummer, aantal

an arithmetical value, expressed by a word, symbol, or figure, representing a particular quantity and used in counting and making calculations

:
•
Write down your phone number.
Schrijf je telefoonnummer op.
•
The number of students increased this year.
Het aantal studenten is dit jaar toegenomen.
:
figurenumeraldigitquantityamount
2.

nummer, uitgave

a single issue of a magazine

:
•
Have you seen the latest number of this magazine?
Heb je het laatste nummer van dit tijdschrift gezien?
•
This special number focuses on environmental issues.
Dit speciale nummer richt zich op milieukwesties.
:
issueeditioncopy
3.

nummer, act

a song or dance performance, especially in a musical or variety show

:
•
The band performed a lively musical number.
De band voerde een levendig muzikaal nummer uit.
•
Her solo dance number was the highlight of the show.
Haar solo dansnummer was het hoogtepunt van de show.
:
actitempieceroutine
1.

bedragen, tellen

amount to a specified number or quantity

:
•
The total cost will number in the thousands.
De totale kosten zullen in de duizenden lopen.
•
The attendees numbered over two hundred.
Het aantal aanwezigen bedroeg meer dan tweehonderd.
:
totalamount toadd up tocome to
2.

nummeren, cijferen

assign a number to each of a series of items

:
•
Please number the pages of your report.
Gelieve de pagina's van uw rapport te nummeren.
•
The items were numbered from one to ten.
De items waren genummerd van één tot tien.
:
enumeratecountitemizelist
:
cardinal numberordinal numberphone numberlicense numberproduction numberdo a number onnumber cruncher