particular

US /pɚˈtɪk.jə.lɚ/

UK /pɚˈtɪk.jə.lɚ/

bepaald, specifiek

used to single out an individual member of a specified group or class

•

Is there any particular reason you're asking?

Is er een specifieke reden waarom je dit vraagt?

•

He's very fond of one particular brand of coffee.

Hij is erg dol op één bepaald koffiemerk.

kieskeurig, nauwkeurig

demanding or fussy about something; fastidious

•

She's very particular about her food.

Ze is erg kieskeurig over haar eten.

•

He's not very particular about how his clothes are ironed.

Hij is niet erg nauwkeurig over hoe zijn kleding gestreken wordt.

details, bijzonderheden

a specific item or detail

•

I don't want to go into particulars right now.

Ik wil nu niet in details treden.

•

The report gives all the particulars of the incident.

Het rapport geeft alle details van het incident.