hem

US /hem/
UK /hem/
"hem" picture
1.

zoom, rand

the edge of a piece of cloth or clothing that has been turned under and sewn

:
•
She sewed a new hem on her skirt.
Ze naaide een nieuwe zoom aan haar rok.
•
The dress had a wide, decorative hem.
De jurk had een brede, decoratieve zoom.
:
borderedgefringetrimselvage
1.

zomen, omzomen

to fold back and sew down the edge of a piece of cloth or clothing

:
•
She needs to hem the curtains to the right length.
Ze moet de gordijnen op de juiste lengte zomen.
•
The tailor will hem your trousers for you.
De kleermaker zal je broek voor je zomen.
:
borderedgetrimfinish
2.

insluiten, omringen

to surround and restrict the movement of someone or something

:
•
The police tried to hem in the suspects.
De politie probeerde de verdachten in te sluiten.
•
He felt hemmed in by all the rules and regulations.
Hij voelde zich ingesloten door alle regels en voorschriften.
:
surroundencloseconfinetraprestrict
1.

uhm, keelschraap

a sound made by clearing the throat, often to get attention or express hesitation

:
•
He gave a little hem before speaking.
Hij gaf een kleine uhm voordat hij sprak.
•
She cleared her throat with a polite hem.
Ze schraapte haar keel met een beleefde uhm.
:
hem and haw