glow
US /ɡloʊ/
UK /ɡloʊ/

1.
1.
2.
gloed, warmte, voldoening
a feeling of warmth or pleasure
:
•
She felt a warm glow of satisfaction.
Ze voelde een warme gloed van voldoening.
•
The success of the project gave him a real glow.
Het succes van het project gaf hem een echte gloed.