give up
US /ɡɪv ˈʌp/
UK /ɡɪv ˈʌp/

1.
opgeven, stoppen
to stop trying to do something; to abandon an effort or task
:
•
Don't give up on your dreams.
Geef je dromen niet op.
•
After many attempts, he decided to give up.
Na vele pogingen besloot hij op te geven.
2.
stoppen met, afstaan
to stop doing or having something, especially a habit or possession
:
•
You should give up smoking for your health.
Je zou moeten stoppen met roken voor je gezondheid.
•
He had to give up his seat to an elderly woman.
Hij moest zijn plaats afstaan aan een oudere vrouw.