abandon

US /əˈbæn.dən/
UK /əˈbæn.dən/
"abandon" picture
1.

verlaten, achterlaten

leave (a place, thing, or person) permanently or with no intention of returning

:
We had to abandon the car.
We moesten de auto achterlaten.
The child was abandoned by its parents.
Het kind werd verlaten door zijn ouders.
2.

opgeven, stopzetten

give up completely (a course of action, a practice, or a way of thinking)

:
He abandoned his attempt to learn French.
Hij gaf zijn poging om Frans te leren op.
The police were forced to abandon the search.
De politie werd gedwongen de zoektocht stop te zetten.
1.

overgave, onbezonnenheid

complete lack of inhibition or restraint

:
She danced with wild abandon.
Ze danste met wilde overgave.
He played the music with reckless abandon.
Hij speelde de muziek met roekeloze overgave.