get together
US /ɡet təˈɡeð.ər/
UK /ɡet təˈɡeð.ər/

1.
afspreken, samenkomen
to meet in a social way or for a specific purpose
:
•
Let's get together for coffee next week.
Laten we volgende week afspreken voor koffie.
•
The family always tries to get together during the holidays.
De familie probeert altijd samen te komen tijdens de feestdagen.
2.
bij elkaar komen, een relatie beginnen
to start a romantic relationship
:
•
I heard they recently got together.
Ik hoorde dat ze onlangs bij elkaar zijn gekomen.
•
After years of friendship, they finally got together.
Na jaren van vriendschap zijn ze eindelijk bij elkaar gekomen.