breach

US /briːtʃ/
UK /briːtʃ/
"breach" picture
1.

schending, breuk

an act of breaking or failing to observe a law, agreement, or code of conduct

:
The company was sued for breach of contract.
Het bedrijf werd aangeklaagd wegens contractbreuk.
His actions constituted a serious breach of trust.
Zijn acties vormden een ernstige vertrouwensbreuk.
2.

doorbraak, gat, bres

a gap in a wall, barrier, or defense, especially one made by an attacking army

:
The army made a breach in the enemy's defenses.
Het leger maakte een doorbraak in de verdediging van de vijand.
A large breach in the dam caused widespread flooding.
Een grote doorbraak in de dam veroorzaakte wijdverspreide overstromingen.
1.

schenden, doorbreken

to break a law, agreement, or code of conduct

:
He breached the terms of his probation.
Hij schond de voorwaarden van zijn proeftijd.
The hackers breached the company's security system.
De hackers braken het beveiligingssysteem van het bedrijf.
2.

doorbreken, doorbreken

to make a gap in and break through (a wall, barrier, or defense)

:
The floodwaters breached the levee.
Het vloedwater doorbrak de dijk.
The whale breached the surface of the water.
De walvis brak het wateroppervlak.