Betekenis van het woord fear in het Nederlands
Wat betekent fear in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
fear
US /fɪr/
UK /fɪr/

Zelfstandig Naamwoord
1.
angst, vrees
an unpleasant emotion caused by the threat of danger, pain, or harm
Voorbeeld:
•
She felt a sudden surge of fear when she heard the strange noise.
Ze voelde een plotselinge golf van angst toen ze het vreemde geluid hoorde.
•
His greatest fear is losing his family.
Zijn grootste angst is het verliezen van zijn familie.
2.
ontzag, eerbied
a feeling of respect and wonder for something powerful or sacred
Voorbeeld:
•
They lived in fear of God.
Ze leefden in ontzag voor God.
•
The ancient people held the mountains in great fear.
De oude volkeren hadden grote eerbied voor de bergen.
Synoniem:
Synoniem:
Werkwoord
1.
vrezen, bang zijn voor
be afraid of (someone or something) as likely to be dangerous, painful, or harmful
Voorbeeld:
•
I fear spiders.
Ik vrees spinnen.
•
She feared for her life.
Ze vreesde voor haar leven.
2.
vrezen, bezorgd zijn om
feel anxiety or apprehension on behalf of
Voorbeeld:
•
I fear for his safety.
Ik vrees voor zijn veiligheid.
•
She feared that the news would upset him.
Ze vreesde dat het nieuws hem van streek zou maken.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: