fearful

US /ˈfɪr.fəl/
UK /ˈfɪr.fəl/
"fearful" picture
1.

bang, angstig

feeling or showing fear or anxiety

:
She was fearful of walking alone at night.
Ze was bang om 's nachts alleen te lopen.
The children were fearful of the loud thunder.
De kinderen waren bang voor de luide donder.
2.

angstaanjagend, verschrikkelijk

causing fear or dread; terrible or dreadful

:
The storm caused fearful damage to the coastal towns.
De storm veroorzaakte angstaanjagende schade aan de kustplaatsen.
The accident was a fearful sight.
Het ongeluk was een angstaanjagend gezicht.