Betekenis van het woord panic in het Nederlands

Wat betekent panic in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

panic

US /ˈpæn.ɪk/
UK /ˈpæn.ɪk/
"panic" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

paniek

sudden uncontrollable fear or anxiety, often causing wildly unthinking behavior

Voorbeeld:
The crowd was in a state of panic after the explosion.
De menigte was in paniek na de explosie.
He felt a sudden surge of panic when he realized he had lost his passport.
Hij voelde een plotselinge golf van paniek toen hij besefte dat hij zijn paspoort kwijt was.

Werkwoord

1.

panikeren, in paniek raken

feel or cause to feel panic

Voorbeeld:
Don't panic, we'll find a solution.
Niet panikeren, we vinden een oplossing.
The sudden noise made everyone panic.
Het plotselinge geluid deed iedereen panikeren.
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: