fancy

US /ˈfæn.si/
UK /ˈfæn.si/
"fancy" picture
1.

chique, uitgebreid, luxueus

elaborate in structure or decoration; ornate

:
•
She wore a fancy dress to the ball.
Ze droeg een chique jurk naar het bal.
•
The restaurant serves fancy dishes.
Het restaurant serveert chique gerechten.
:
ornateelaboratedecorativeextravagantluxurious
:
plainsimplebasic
2.

duur, hoog

(of a price or cost) excessively high

:
•
The tickets were a bit too fancy for my budget.
De kaartjes waren een beetje te duur voor mijn budget.
•
They charge a fancy price for that old car.
Ze vragen een hoge prijs voor die oude auto.
:
expensivecostlyoverpricedexorbitant
:
cheapinexpensiveaffordable
1.

zin hebben in, houden van

feel a desire or liking for

:
•
Do you fancy a cup of tea?
Heb je zin in een kopje thee?
•
I don't fancy going out tonight.
Ik heb geen zin om vanavond uit te gaan.
:
desirewish forcravelikeprefer
:
dislikeaverse
2.

zich voorstellen, denken

imagine; conceive of

:
•
Can you fancy a world without internet?
Kun je je een wereld zonder internet voorstellen?
•
I fancy myself as a good cook.
Ik zie mezelf als een goede kok.
:
imaginepicturevisualizeconceivedream
:
disregardignore
1.

gril, fantasie, lust

a capricious liking; a whim

:
•
He bought the expensive car on a fancy.
Hij kocht de dure auto uit een gril.
•
She had a sudden fancy for ice cream.
Ze kreeg plotseling trek in ijs.
:
whimcapriceimpulsedesireinclination
:
dislikeaversion
:
take a fancy tofancy dresstickle someone's fancy